Vluchtroutes

Emden, zeesluis

In de havenstad Emden was er een sterke arbeidersbeweging aan het einde van de Weimarrepubliek. Nadat de nazi's de macht hadden overgenomen, ontwikkelde zich een goed georganiseerd verzet uit de bestaande structuren. Ondanks de arrestatiegolven in maart, juni en oktober 1933 kon de KPD haar illegale werkzaamheden voortzetten tot 1937.

De bestaande structuren werden ook gebruikt om mensen te helpen die Duitsland moesten ontvluchten vanwege hun aanstaande arrestatie. In het begin had deze hulp aan vluchtelingen een ineidenteel karakter. Als iemand in Emden aankwam, die moest vluchten, zochten ze naar een mogelijkheid voor een illegale grensovergang. Later werd geprobeerd de vluchtelingen via vaste verbindingspunten over de grens te brengen.

In de beginperiode werd vanuit Emden vooral de weg over het water geprobeerd, waarbij ook niet-partijgenoten werden ingeschakeld:

"Berend Hündling, die was ook geen partijlid, die heeft voor ons een kameraad uit de gemeenteraad van Bremen met een sportboot van drie meter midden in de nacht naar Delfzijl gebracht." [Thees Tschebben]

Ook Jakob Pfarr, die in juni 1933 naar Emden overkwam als instructeur van het partijdistrict, was bij een illegale overtocht naar Delfzijl betrokken:

"In de vier maanden, dat ik in Emden als instructeur was ingezet, heb ik slechts twee keer met hulp van Nederlandse kameraden mensen over de grens gebracht. En Willi Knigge hebben we met een heel eenvoudige true naar de overkant gebracht. Dat deden twee kameraden uit Emden. Eén van hen had een kleine kotter. Willi Knigge stapte met beide Emdeners in het bootje en ze voeren via de Delft naar de stad Delft [Delfzijl]. Ze hadden het zo opgezet, dat vlak voor het binnenvaren van de haven van Delft [Delfzijl] de benzine op raakte en zijn het laatste stuk de haven binnengeroeid. 'We hebben pech', riepen ze naar de douanes. 'Kunnen we hier benzine kopen?' 'Halen jullie maar benzine', antwoordden de douanes, die vlak voor het wisselen van de wacht stonden. Met het wisselen van de wacht was bij deze vlucht rekening gehouden. Ze zijn met z’n drieén aan wal gegaan en kochten benzine. Maar alleen de twee Emdeners kwamen bij de kotter terug en de nieuwe wacht kan niet weten dat de derde ontbrak."

Soms werd gebruik gemaakt van bestaande contacten met binnenschippers. Hermann de Groot:

"We hebben ook de gelegenheid benut, dat net toevallig die Freese [...] naar Nederland ging. De hele familie Freese was schipper, kapiteins waren het. Ze voeren zelf op de aak met de waar, die naar Nederland ging. Dan ging het razendsnel. We moesten erop toezien, dat de mensen [...] zo snel mogelijk meekwamen. [...] We moesten dan weer contact opnemen met deze Freese's of met hun collega’s, al naar gelang welke kameraad er met zijn aak lag. Wij konden dan zonder pas de haven binnenlopen met als reden, dat wij de haven eens wilden bekijken. De mensen werden in de benedenruimen van de aak verborgen en we voeren door de sluizen over de kanalen naar Holland toe. Zo bereikten zij dan hun bestemming."

Ipso-geschiedenisgroep Groningen, Rode Hulp, p. 70

Ipso-geschiedenisgroep Groningen, Rode Hulp, p. 70

Irene Hübner, Unser Widerstand, p. 35 f

Ipso-geschiedenisgroep Groningen, Rode Hulp, p. 70 f