Nederlands-Duits initiatief

Vluchtroutes 1933 - 1945

Plaatsing gedenktekens voor antifascisten in het Duits-Nederlandse grensgebied

Toen de fascisten op 27 februari 1933 de rijksdagbrand ensceneerden om een campagne van terreur tegen communisten, sociaaldemocraten, vakbondsmensen en andere antifascisten te beginnen, noemde Hitler deze provocatie "een door God gegeven signaal" om de communisten “met ijzeren vuist" te vernietigen en om het gevaar ‘van het wereldbolsjewisme' tegen te gaan. Na de rijksdagbrand werden meer dan 10.000 anti-fascisten in het Duitse Rijk gearresteerd en met de nooddecreten van 28 februari 1933 (het decreet van de rijkspresident voor ‘de bescherming van volk en staat’) werden de democratische basisrechten afgeschaft.

Omdat de fascisten hun politieke tegenstanders kenden van botsingen die zij met elkaar tijdens de eindjaren van de Duitse Weimarrepubliek (1918-1933) gehad hadden, moesten ze zo snel mogelijk onderduiken om niet te worden geïnterneerd in de Gestapo-gevangenissen en later in de concentratiekampen. Veel functionarissen van de arbeiderspartijen en vakbonden slaagden erin met hulp van lokale kameraden in de grensregio's naar de buurlanden te vluchten.

En dat gebeurde ook in het grensgebied van Oost-Friesland, het Rheiderland en de stad Emden. In de havenstad Emden was er naast de SPD een sterke KPD, die een score tussen de 18% en 20% behaalde tijdens de verkiezingen in de jaren dertig. Veel havenarbeiders, zeelieden en scheepswerfarbeiders vormden de actieve kern van de partij. Het Duitse Rheiderland had een grote agrarische sector. In een tijd waarin de mechanisatie in de landbouw nog niet zo ver gevorderd was, werd het werk op het land verricht door de vele landarbeiders. Hun sociale omstandigheden was buitengewoon slecht, vooral aan het begin van de 20e eeuw. Pas in de jaren twintig van deze eeuw slaagde de bond van landbouwarbeiders erin een groot aantal landarbeiders voor zich te winnen, die vervolgens gezamenlijk acties voerden tegen de zogenaamde "poldervorsten" (grote boeren). Zo werden er bijvoorbeeld zogenaamde 'spekplunderingen' gepleegd, waarbij arbeiders naar de boerderijen trokken, het huis binnendrongen, keken wat er in de spekkasten te vinden was en vervolgens de buit onder elkaar verdeelden. De bond van landarbeiders had in haar hoogtijdagen in Rheiderland ongeveer 1000 leden, onder wie een groot aantal communisten.

Aan de Nederlandse kant van de grens was de de situatie in Oost-Groningen hetzelfde. De herenboeren in het Nederlandse Reiderland verschilden in hun gedrag tegenover de landarbeiders, de knechten en dienstmeiden niet van hun Duitse beroepsgenoten, ze waren even autoritair en arrogant als hun Duitse tegenhangers. In zijn boek "De graanrepubliek" laat Frank Westerman een voormalige landarbeider aan het woord, die het gedrag van de 'poldervorsten' tegenover de landarbeiders heel treffend weergeeft: " Weet je hoe we werden uitbetaald?" vroeg hij. “Achter de schuur. De boer strooide het geld gewoonweg over de grond alsof hij kippen zou voeren.” (Frank Westerman, De graanrepubliek, Amsterdam 1999, p. 13)

En ook in Oost-Groningen organiseerden de landarbeiders zich in de vakbond en in de Communistische Partij (CPN). De staking van landarbeiders in 1929 was een van de langste stakingen in de Nederlandse geschiedenis.

De Duitse en Nederlandse kameraden, die al zeer goede contacten onderhielden in de tijd van de Duitse Weimarrepubliek, waren vanaf het voorjaar van 1933 degenen die antifascisten de grens over smokkelden om hen te beschermen tegen politieke vervolging door de fascisten. Deze acties moesten onopvallend, in het geheim en meestal 's nachts ondernomen worden om noch door de Duitse noch door Nederlandse grenswachten opgepakt te worden.

In de jaren tachtig deden historici van de Nederlandse Geert-Sterringa-Stichting in Groningen onderzoek naar de vluchtroutes van Duitse antifascisten naar Nederland en in 1986 publiceerden zij de resultaten van hun onderzoek in het boek "Rode Hulp - De opvang van Duitse vluchtelingen in Groningerland 1933 - 1940”. Toen leefden er nog vluchthelpers in Groningen en in Meden die hun verhaal konden laten vastleggen. De hoofdstukken 6 (Vluchtelingenhulp door de illegale KPD in Oost-Friesland) en 7 (Illegale vluchtwegen in het grensgebied) van dit boek waren de belangrijkste bron voor ons initiatief.

Deze concrete voorbeelden van internationale solidariteit in de praktijk zijn intussen helaas in vergetelheid geraakt. Pas op initiatief van de voormalig wethouder Hans Heres van de Nederlandse gemeente Reiderland werd in oktober 2016 bij de sluis van Nieuwe Statenzijl een plaquette als gedenkteken onthuld. Dit was tevens het startschot voor de start van het 'Initiatief Vluchtroutes 1933 - 1945'. Antifascisten uit beide grensregios hebben sindsdien hun krachten gebundeld om plannen te maken voor het plaatsen van meer gedenktekens/ informatiepanelen langs de grens. Sinds februari 2017 komen de leden bijeen om deze plannen te realiseren.

Op 5 mei 2018 werden drie gedenktekens bij Bad Nieuweschans, in Kanalpolder en bij het veerhaventje in Petkum onthuld.

Op 31 augustus 2019 werden noch twee panelen onthuld bij Bellingwolde langs de weg van Wymeer naar Bellingwolde en bij de zeesluis in de haven van Emden.

De gemeente Reiderland is sinds 2010 deel van de gemeente Oldambt.