Vluchtroutes

Nieuweschans

Zuidelijker dan Nieuwe Statenzijl ligt Nieuweschans. Daar is het mogelijk om over land de grens te passeren. In de loop van 1933 namen de Duitse en Nederlandse communisten er een tweede vluchtroute in gebruik. De toen in Nieuweschans wonende strokartonarbeider en communist Herman Roosje was daarbij betrokken. In de zomer van 1933 werd Roosje bezocht door Klaas Volders en Hendrik Meijer. Dat was geen toeval. Roosje woonde in Nieuweschans vrijwel direct aan de grens. Vlak achter zijn huis liep het grenskanaal, dat zonder grote problemen overgestoken kon worden. "Er was destijds een kanaal. Een kanaaltje dan. Dat liep achter Nieuweschans. De ene kant was Duits, de andere kant was Hollands. Het was geen breed kanaal. Het was ook niet diep, je kon er zo doorwaden. We zochten het wel zo uit dat ze erdoor heen konden komen." [Herman Roosje]

De overkomst van de vluchtelingen werd voorbereid door de Duitse partijgenoten, die de vluchtelingen ook zelf naar het grenskanaal brachten.

"Ik weet nog wel, dat Volders en Meijers bij mij kwamen. Toen werden er Joden over de grens gehaald. Die werden in die tijd vervolgd in Duitsland. Ze werden gebracht door partijleden - Kaders. Die brachten ze naar ons toe. Dat waren Haken en Kurt Bluhm. Bluhm kende ik wel. Haken had een zuster wonen in Nieuweschans. Haken ging daar op bezoek en legde dan contact met ons. Dat liet hij niet over aan zijn zuster. Die wist het niet eens. Hij kwam zelf even hier langs of daar langs. We woonden immers allemaal bij elkaar in Nieuweschans.”

Bij het grenskanaal werden de vluchtelingen opgewacht door de Groninger partijgenoten. Die namen ze mee naar de vlakbij gelegen synagoge, waar weer andere partijleden op de uitkijk stonden.

"Aan het kanaal was een kerkhof. Daaraan stond ook de jodenkerk. Daarlangs was een gangetje. Bluhm en Haken gingen zover al niet meer mee. Daar kwamen we dan met de anderen bij elkaar, zeg maar. Ik kende ze niet allemaal, het was ook donker. Maar zeker was Reint Grave uit Klein Ulsda erbij. Die kende ik wel. Dat is één van de eersten die tijdens de bezetting is opgehaald. Hij is ook niet weer teruggekomen.”

De groep met Reint Grave bracht de vluchtelingen tenslotte weg uit Nieuweschans.

„Zij brachten ze naar Etsers in Vlagtwedde. Die had een boerderijtje. Edzers zorgde ervoor, dat ze wegkwamen. Wat er na Edzers met hen gebeurde, ben ik nooit gewaar geworden.“

Alles moest zeer snel gebeuren. Ook aan de Nederlandse kant van de grens: "De Nederlandse politie was erg actief: “Dat was zo erg. Op het laatst hadden we de politie al achter ons aan als we met strooibiljetten of met een steunlijst liepen. Dat was de Hollandse politie. Zo was het. En zodoende moesten we uitkijken, dat er niets van uitkwam.'

Hoewel Herman Roosje slechts één keer bij een vluchtpoging was betrokken, weet hij toch dat er bij Nieuweschans meer vluchtelingen over de grens gehaald werden:

"Harm Heeren organiseerde dit in Nieuweschans. In Drieborg had je ook een groep. Met Stek en Topelen en nog meer. En Harm Heeren deed dat in Nieuweschans. We wisten alles van elkaar en van hem hoorde ik dat wel. Maar ja, hij had geen werk. Hij kon dat wachten. Ik werkte in een strokartonfabriek in schichten. En dan kon je niet altijd zoals je wilde. En van hem hoorde ik wel dat ze ook anderen er over haalden – ook op andere plaatsen – en hen daarna naar Edzers brachten.“

Rode Hulp - De opvang van Duitse vluchtelingen in Groningerland, p. 82

Rode Hulp - De opvang van Duitse vluchtelingen in Groningerland, p. 81